Are we changing the world?

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Onder de titel Are we changing the world stelt schilder Narcisse Tordoir (°1954) tentoon in Extra City, het gloednieuwe centrum voor hedendaagse kunst nabij het Antwerpse Eilandje. Ik had twee drijfveren om te gaan kijken. De eerste tentoonstelling in Extra City heb ik niet gezien dus Are we changing the world was een goede gelegenheid om bezoek te brengen aan dit nieuwe initiatief. De tweede reden is Narcisse Tordoir zelf - hoewel ik zijn werk nauwelijks ken - wiens naam me toch vertrouwd in de oren klinkt. Tordoir is de kunstenaar die samen met Luc Tuymans achter de spraakmakende tentoonstelling TroubleSpot Painting zat en ook in verhalen over het (N)ICC wel eens opduikt. Zijn werk stelt het medium schilderkunst zelf in vraag - iets wat ik ook vanuit mijn eigen praktijk sterk als 'mijn ding' beschouw.

collaborate works

De affiche vermeldt collaborate works als ondertitel. Voor ik naar de tentoonstelling ga, neem ik eens een kijkje op de webstek van Extra City. Ongeveer vijf jaar geleden startte Tordoir met zijn artistieke samenwerkingsprojecten. Hij nodigde kunstenaars uit om in eender welk medium projecten mee te realiseren. Het idee maakt me op het eerste zicht niet meteen wild enthousiast, zeker niet in het Antwerpen van vandaag. Het beeld van Tom Barman komt meteen naar boven: een Antwerps fenomeen dat ondanks (of dankzij) een grote persoonlijkheid om weinig anders lijkt te draaien dan samenwerking. En ook binnen de hedendaagse beeldende kunst lijkt samenwerking me niet meteen een revolutionair concept. Naast de bekende, langdurige samenwerkingen tussen een duo als bijvoorbeeld Gilbert en George, zijn er ook lossere vormen van samenwerking. Vooral in video- en multimediaproducties maakt die manier van werken opgang. Het gaat daarbij niet om louter technische bijstand voor complexe vraagstukken maar om wezenlijke ingrepen die het eindresultaat beïnvloeden. Een typisch voorbeeld is de soundtrack bij een videoproject. Veel videokunstenaars werken voor het geluid van hun project samen met mensen die zich daarin gespecialiseerd hebben, omdat het vaak interessanter is om een deel van het werk aan de visie van anderen over te laten. Samenwerkingen zijn — zeker in de kunsten — schering en inslag, de vraag is of deze tentoonstelling daar iets aan toe te voegen heeft.

enter Extra City

Extra City is zonder meer een indrukwekkende tentoonstellingsruimte. Vooral het grote raam met uitzicht op de dokken is adembenemend. Het is zowat het eerste dat ik zie op deze tentoonstelling; de verwachtingen worden prompt hoger gespannen. De tentoonstelling zelf is een mengeling van ouder werk van Narcisse Tordoir en van de meer recente samenwerkingsprojecten, waarbij de namen van de collaborateurs in witte letters op de grond gekalkt staan. De oudere werken van Tordoir hangen anoniem in de ruimte. Ze zijn bijna allemaal untitled. De centrale ruimte van Extra City is opgedeeld door een as van drie samenwerkingsprojecten. Eerst een grote dubbelzijdige tekening die Tordoir realiseerde met Praneet Soi. Soi (°1971) is een jonge Indiase kunstenaar die in zijn tekeningen en schilderijen vaak verschillende beeldtradities in vraag stelt. Daarnaast staat een wand met open- en toeklappende deur, een project dat Tordoir in 2002 realiseerde met de Zuid-Afrikaanse kunstenaar James Beckett (°1977). Het derde werk op de centrale as is de installatie Africeur met Afrikaanse doeken, enkele zitbanken en een documentaire video. Hiervoor nodigde Tordoir Bréhima Koné (1963-2003) en Alioune Bâ (1959) uit, twee Afrikaanse kunstenaars uit Mali. Aan een kant van die as heeft Tordoir een houten platform gebouwd dat twee van de kleinere ruimtes op een hoger niveau tilt.

Met de mooi vormgegeven catalogus onder de arm (inbegrepen in de toegangsprijs) laat ik mijn blik door de ruimte dwalen. Ik weet het allemaal niet zo goed. De kleur van de houten constructie valt een beetje uit de toon. De werken die me onmiddellijk aantrekken zijn op enkele vingers te tellen. Meestal is dat een goed teken: goede tentoonstellingen overvallen me zelden plots. Kijken, interpreteren en oordelen: het is een proces dat enige tijd en ruimte vraagt. De tijd om het te laten bezinken, de ruimte om er in rond te dwalen.

De lijntekening in samenwerking met Praneet Soi biedt een eerste aanknopingspunt. Aan de ene kant zie je een tekening van een uitgemergeld Aziatisch gezin, netjes gekadreerd, alsof ze poseerden voor een foto. Het beeld is waarschijnlijk een uitwasem van een of ander type koloniale antropologie. Stilering maakt het aanschouwen van menselijk leed misschien gemakkelijker. Ik herinner me Live Aid beelden uit de jaren tachtig van opgezwollen Ethiopische kinderbuiken. Ook sommige van die beelden waren pervers mooi. Aan de andere kant van dit uitgehongerde tafereel hangt een tekening die een gemoedelijk groepje oudere mannen en vrouwen toont in iets wat op de voorbereiding van een groepsseksuitspatting lijkt. De vrouwen warmen alvast enkele halfslachtige erecties op. Maar ook dit beeld trekt de aandacht naar de strakke compositie. Gore porno die knap in beeld gebracht wordt naast hongersnood en uitbuiting. De mogelijk provocerende link tussen de twee beelden, met alle bijhorende (post)koloniale, politiek correcte implicaties, lijkt te gemakkelijk. Na die eerste indruk laat ik het werk voorlopig links liggen en loop ik verder.

Ik kom bij enkele van de oudere werken. Geen sociaal-politieke toestanden hier, maar objecten die ook iets van schilderijen hebben en omgekeerd. De vele logoachtige tekeningen doen aan het alfabet van Magritte denken: afbeeldingen, objecten, taal en de manier waarop hun onderlinge relaties soms spaak lopen. Maar bij Tordoir zijn het gestileerde icoontjes. De perfect afgewerkte dragers laten een steriele indruk na. Neem bijvoorbeeld de vierkante, gelakte panelen met daarop allerlei vormen die Tordoir loodrecht tegen de muur ophangt. Het zijn zeker boeiende vormexperimenten die tot interactie uitnodigen. De toeschouwer kan zijn hoofd tussen de panelen steken als hij wil zien wat er op geschilderd is. Daarnaast zit er iets van een ritmische fragmentering in het beeld als je het van op een afstand bekijkt. Maar ergens wringt het en blijven de werken steken tussen een formeel gegeven, zoals de objecten van Donald Judd, en een iconografisch verpakte inhoud die te cryptisch is om lang bij stil te blijven staan.

Er lijkt ook iets niet juist te zijn aan Extra City als tentoonstellingsruimte voor dit soort werk. Die is immers bijzonder dwingend. Alles wordt opgedeeld in betonnen hokken en alles is gigantisch groot. De werken verzuipen erin, zeker de net besproken oudere object-schilderijen. Bij die werken wordt mijn aandacht al snel getrokken door de betonnen muur erachter. Daar zie ik de sporen van de vorige tentoonstelling, of van wat er dan ook ooit heeft plaatsgevonden hier. En voor ik het echt besef, is Tordoir uit het beeld verdwenen. Ik loop verdwaald rond en kijk nog even naar Scène de naufrage,het samenwerkingsproject met Vincent Geyskens. Geyskens (°1971) en Tordoir zijn beide schilders in hart en nieren, zij het vanuit een andere ingesteldheid. Tordoir heeft wortels in een laatmodernistisch gedachtegoed, Geyskens etaleert een meer gelaten houding over de laatste stuiptrekkingen van de schilderkunst. Het resultaat van hun samenwerking is een soort van combine painting met een geschilderde foto op de achtergrond en daarover plastic folie en een reeks objecten die meestal iets met touwen te maken hebben. De overblijfselen van een schipbreuk, redding, rampspoed? Het beeld verontrust me niet, het trekt me ook niet aan. Ik stap naar buiten.

tijd voor een goed gesprek

In de tijd die volgt, spreek ik een aantal mensen aan over de tentoonstelling. Of ze ze gezien hebben en wat ze ervan vonden. Het is eerder onverwacht dat ik Narcisse Tordoir zelf te spreken krijg. Iemand heeft hem verteld dat ik werk aan een artikel over Are we changing the world en of hij er misschien even met mij over wil praten. We hebben het over auteursschap en ik zeg hem dat ik in alle collaborate works duidelijk zijn hand herken. Soms komt het me zelfs voor alsof hij gewoon een kunstenaar uitnodigt om een door hem vooropgesteld plan uit te voeren. Maar het ligt natuurlijk een stuk complexer dan dat. De ene keer had Tordoir vooraf duidelijk een project voor ogen, de andere keer is het project maar ontstaan na lang overleg. De samenwerkingen zelf zijn bovendien allemaal erg verschillend verlopen. Van echt samenwerken tot samen werken — waar ieder apart zijn eigen ding doet — zoals bij Lousing, een project met de schilders Walter Swennen en Jan van Imschoot. Iedereen kreeg welgeteld één beurt om zijn ding te doen, Tordoir begon. Van wat zijn oorspronkelijke lijntekening moet geweest zijn is nauwelijks nog iets zichtbaar. De bijdragen van Swennen en Van Imschoot overheersen en de hand van Tordoir is inderdaad ver te zoeken. Olieverf op doek: het moet geleden zijn van zijn studententijd dat Tordoir zich daar nog uitgebreid mee heeft beziggehouden.

Ik begin de hand van Tordoir in de collaboratieprojecten meer te appreciëren. Het is boeiend om te bedenken hoeveel lef het vraagt van een schilder om zichzelf los te laten en een deel van het creatieproces aan anderen toe te vertrouwen. Dat verlies van controle schept een ruimte die groter is dan het bereik van één persoon, van één kunstenaar. Hier wordt bewust iets in gang gezet waarover geen van de samenwerkende partijen volledig controle heeft. Walter Swennen moet bij Lousing zowat alles hebben weggeschilderd dat door Tordoir op het doek was gezet. Van Imschoot is gewoon op een nieuw doek begonnen. Tordoir heeft dan toch nog een extra beurt gekregen: hij is degene die de doeken zo heeft laten ophangen dat ze een hoek vormen. Ze hangen ook bijzonder hoog en doen effectief wel iets in de betonnen bunker die Extra City is. Lousing is zonder meer een geslaagd werk, maar van het hierboven beschreven samenwerkingsproces zie je niet veel. Je ziet wel de namen Swennen en Van Imschoot op de vloer gekalkt, maar je ziet in het werk niet wie met de eerste ideeën op de proppen is gekomen, hoe de samenwerking is verlopen en wat er is mis gegaan. Wat je ziet is een afgewerkt product.

wat is er veranderd? een tweede visie

Ik sta voor de tweede keer in Extra City. De vorige keer waren de geluiden me niet opgevallen die Are we changing the world begeleiden. Er zijn de voortdurend ratelende theepotjes van Extra City en de deur van Absent present die met enige regelmaat piepend open en toe gaat. Maar er is bovenal de begintune van Kunstzaken die ooit in de jaren tachtig een reeks beelden van Tordoir op het tv-scherm begeleidde en die nu, in eindeloze herhaling, hetzelfde doet met een oeuvre dat bijna dertig jaar oud is. Het deuntje knarst een beetje zoals de deur van Absent present en klinkt na al die tijd nog steeds eigenwijs bekend in de oren. In combinatie met de andere geluiden van de tentoonstelling neigt het wat naar chaos. Hoewel, chaos is waarschijnlijk niet het goede woord. Bewust uitgelokte polyfonie: het klinkt misschien wat protserig, maar komt het al beter in de buurt.

Are we changing the world: kan je dat met kunst ook bewust uitlokken? Na Documenta XI van Okwui Enwezor, een tentoonstelling die bol stond van politiek en sociaal verantwoorde kunst, is engagement in de kunst terug bon ton geworden. Die laatste Documenta wilde de hedendaagse kunst niet alleen in een cultureel, maar ook in een politiek debat betrekken. Daarvoor werd ruimte vrijgemaakt voor kunstenaars die niet vanuit een Westers bepaalde visie met kunst bezig zijn. Kunstwerken verwoordden er dan ook vaak expliciet standpunten in het debat over globalisering en anders-globalisering. Are we changing the world:na Documena XI lijkt het te gemakkelijk om onder die titel een tentoonstelling op te bouwen. Multiculturalisme, globalisering, postkolonialisme, workshops, het zijn in de kunstwereld soms te vaak toverwoorden geworden waarachter kunstenaars en curatoren zich verschuilen en die hun magie in realiteit zelden kunnen waarmaken.

Een enkele keer doen zulke toverwoorden wél gewoon hun werk. Zo kan je in Are we changing the world de resultaten zien van een aantal workshops die Tordoir organiseerde in Mali. De getoonde foto's en videofragmenten zijn bijzonder fascinerend omdat ze een gebeuren vastleggen dat verschillende mensen rond een project samenbrengt in een uniek kader. Hier ontdek je dat het begrip workshop meer ladingen dekt dan de gemiddelde workshop te bieden heeft. Hier kan je zien wat samenwerking is en wat het kan doen. Maar spijtig genoeg is dat in de meeste samenwerkingsprojecten die in Extra City getoond worden niet het geval. De tentoonstelling laat  veelal eindproducten zien van een proces dat eigenlijk niet per se op eindproducten gericht hoeft te zijn. De samenwerkingen zijn te vaak verworden tot gestileerde producten waarbij het achterliggende project niet langer zichtbaar is. Door die steriliteit is de titel van de tentoonstelling nauwelijks geloofwaardig te noemen.

In het geheel van de vroegere werken is er een betere balans tussen kunstwerken die volledig zijn afgewerkt — zoals de al eerder besproken panelen loodrecht op de muur — en werken die nog sporen van hun ontstaansgeschiedenis tonen. Zo is er bijvoorbeeld een soort van atelierruimte te zien, waar de toeschouwer een inkijk krijgt in het ontstaan van verschillende objecten en beelden. In dezelfde ruimte van de tentoonstelling zijn ook een reeks kleinere werken te zien die op identieke wijze functioneren. Het zijn geknutselde houten kistjes waar je soms in kan kijken en dan weer niet. Ze zijn gelaagd, eenvoudig en complex tegelijkertijd. Het zouden kleine schilderijen kunnen zijn die de achterkant van het doek tonen, die het chassis laten zien waarop dat doek is opgespannen en de nagels en nieten die eraan te pas zijn gekomen. Deze werken behoren ongetwijfeld tot de sterkste van de tentoonstelling. In de catalogus wordt met betrekking tot dit werk een tekst geciteerd die Luk Lambrecht ooit voor De Morgen schreef. 'Tordoir's recent work in Valenciennes is a monumental feat of strength of colour, space, photography, and semi-figurative painting. An impressive panel in aluminium covered in a thick layer of yellow acrylic (with cracks) is slightly tilting in space so that the spectator feels overwhelmed by the physical experience of colour as a concept. This yellow panel forms the background of a blurred photograph on aluminium showing the image of an infinite tunnel, which supports a small semi-figurative black and white painting on the back of a piece of glass. This work's visual complexity is enormous, but always retrievable as all components of Tordoir's work are visible in space.'

Als ik de foto's in de catalogus bekijk, kan ik het niet echt oneens zijn met Lambrechts woorden. Ze zijn eigenlijk van toepassing op meerdere van Tordoirs werken uit de late jaren negentig. Veel van die werken zijn meerlagig en brengen niet-schilderkunstige elementen samen in bijzonder schilderkunstige composities. Tordoir toont in deze werken een scala aan mogelijkheden voor actuele schilderkunst en maakt zich volledig los van de laatminimalistische referenties die in zijn werk van een decennium vroeger zo veelvuldig voorkomen. En bovenal: de manier van werken is zichtbaar, de constructie van de complexe beelden is inderdaad letterlijk 'visible in space'. In de ruwheid van de Extra City-ruimte blijft er spijtig genoeg weinig van dat alles over. De barsten in de betonnen muren zijn hier dikwijls verleidelijker dan die in de gele acrylverf, en de beoogde monumentaliteit is nu vooral van toepassing op de ruimte rondom het kunstwerk. Plots begrijp je waarom iets als the white cube, het modernistische ideaal van de tentoonstellingsruimte met de perfecte witte muren dat alle aandacht op de werken vestigt, nog steeds vele discussies in de hedendaagse tentoonstellingspraktijk beheerst. Een anoniem werk als het hierboven besproken untitled heeft een dergelijke ruimte nodig om tot zijn recht te komen, om zijn autonomie af te dwingen. Het gevecht dat untitled hier voert met de ruimte is niet echt een gevecht. Extra City hoeft de vuist niet eens te ballen om de overwinning te claimen.

Neen, op deze manier gaan we vanuit Extra City de wereld niet veranderen. Nu ik de tweede keer door de tentoonstellingsruimte loop, interesseert het me nog nauwelijks dat de hoofdmoot in Are we changing the world samenwerkingsprojecten zijn, en dat daarmee een scala aan juridische, auteursrechterlijke, sociale, politieke, en whatever thema's in vraag worden gesteld. Het boeit me niet zolang de werken zélf niet uitdagend genoeg zijn om op zoek te gaan naar al die probleemthema's, zolang het samenwerkingsproces niet zichtbaar is en alles zo steriel blijft. Akkoord, die steriliteit zou perfect op een ondertoon in de titel kunnen duiden en daarmee hét statement van de tentoonstelling worden, maar daarvoor is alles net te halfslachtig, daarvoor zijn de beelden vaak te gemakkelijk. Zo is de tekening met Praneet Soi bijna té voor de hand liggend. Het leest als een gebruiksaanwijzing. Contrasteer twee beelden ontsproten aan een typisch Westerse blik met elkaar. Beide beelden zijn esthetisch correct, maar moreel verwerpelijk of op zijn minst discutabel. Het resultaat is er even, en daarna niet meer. Zeker niet als je er voor de tweede keer naar op zoek wilt gaan. De halfslachtigheid van Are we changing the world wordt geïllustreerd door Absent present, het hierboven reeds aangestipte project met James Beckett. Aan de ene kant heb je het boeiende gegeven van een opengaande deur die uitzicht biedt op een heleboel opgestapelde geluidsboxen. Die wall of sound reproduceert vervolgens verrassend genoeg iets dat op het geluid van de opengaande deur lijkt. Maar dit erg bevreemdende gegeven wordt zowat geneutraliseerd door de achtergrondfoto op de muur en de deur. Volgens de catalogus verwijst de foto naar de Israëlitische bezetting van Palestina. Ik had al een wrang voorgevoel dat het zoiets zou zijn. En dan begint een mens te spreken over trop en te veel. Is het om een politieke lading te dekken dat die foto daar staat? Om een politieke boodschap de wereld in te sturen? Maar waarom dan een zo duidelijk beeld bij een totaal vervormd geluid? Bij een campagne van Amnesty of 11.11.11 begrijp ik dat de beelden geplukt zijn uit onze mediagenieke cultuur om een vette vinger op de wonde te leggen. Dan mag het er gerust dik op liggen, maar bij kunst stoot het me af als een opgeheven schoolmeestervingertje. Are we changing the world? U misschien, maar voor mij hoeft het dan al niet meer.

Nee, voor het betere samenwerkingsproject moet je bij No Memory Space zijn, een joint venture tussen Tordoir en Koen De Decker (°1975). Het is een werk dat tijd nodig heeft, maar waar je naar terugkeert om te zien of het wel is zoals je het voor jezelf in gedachten al herinnerd had. No Memory Space bestaat uit twee aluminium panelen en een verzameling objecten die nauwelijks zichtbaar op de grond liggen. Het geheel heeft iets van een wrak van een schilderij met openingen naar mogelijkheden die alle kanten uitwaaieren. Dit werk is nooit hetzelfde. Het gat in de liggende aluminium plaat zuigt je aandacht op en plots maakt het niet meer uit dat de ruimte van Extra City zo dominant is. Plots doet het er niet meer toe dat de muren soms meer vertellen dan de werken. En even plots ontstaat er een ruimte in dat gat. No Memory Space is een werk over ruimte, wat je erover weet en wat erin verborgen blijft. Het is een dialoog tussen panelen en objecten die weigeren zich prijs te geven. De eigenzinnigheid en de spontaniteit van dit werk maken niet alles, maar toch veel goed. Het is het enige werk dat echt recht doet aan Are we changing the world. Het is niet meteen een bevestiging en ook niet echt een vraag, maar eerder een actueel gebeuren dat plaatsvindt terwijl je ernaar staat te kijken en dat zich opnieuw, maar dan anders, afspeelt als je ernaar terugkeert; in een andere tijd, in een andere ruimte. No Memory Space doet iets waartoe verschillende werken in de tentoonstelling de kans niet krijgen of waar ze niet toe in staat zijn. Het brengt twee kunstenaars samen in een ruimte waar dingen nu gebeuren, een ruimte die breder, hoger en dieper is dan de optelsom van Tordoir en De Decker. No Memory Space roept vragen op die geestig en bijzonder actueel zijn. Het is in zijn eentje wat Are we changing the world als geheel had kunnen zijn.

conclusie

No Memory Space maakt een finaal oordeel er niet gemakkelijker op. Wat overblijft van Are we changing the world is het hoogst problematische karakter van deze tentoonstelling. Ik ben tegen, maar ik ben niet radicaal tegen. Ik zie dingen die ik liever niet wil zien, maar zou het een doodzonde vinden om andere dingen gemist te hebben. Ik ontdek aanzetten tot boeiende ideeën, hoewel ik misschien weinig echt boeiende werken tegenkom. Ik denk eigenlijk meer na over deze tentoonstelling dan me lief is. Het stimulerende aan gemiste kansen is dat een mens daarna gesterkt de toekomst in gaat met iets in de zin van kansen die je niet moet laten liggen, maar moet grijpen als ze zich aandienen. Are we changing the world is een scharniermoment. Het zegt weinig, maar belooft veel voor de toekomst.

Are we changing the world.

Narcisse Tordoir, collaborate works.

Extra City, Center for Contemporary Art, Antwerpen