Angst om schrik van te hebben

Door Karel Vanhaesebrouck, op Mon May 02 2005 08:49:00 GMT+0000

Met haar indrukwekkende fotoreeks Paranoid obstructions legt Els Vanden Meersch de wortels van onze angst voor allerlei indringers bloot. Haar foto's zijn om zelf schrik van te krijgen. De experimenten van nazi-wetenschapper Dr. Mengele lijken soms vervaarlijk dichtbij.

Wie la flandre profonde daadwerkelijk wil begrijpen, moet naar de Vlaamse kust. Als je vanuit Gent of Brussel richting Oostende rijdt en daar de pijl naar Middelkerke volgt, kan je je ogen niet geloven. Links en rechts van deze weg, die parallel met de kustlijn loopt, zie je de ene na de andere camping verschijnen. Bijna alle heten ze 'Zonneschijn' of iets dergelijks. Achter elke naam gaat in elk geval de belofte van een paradijselijk en zonnig vakantieverblijf schuil. Niets is echter minder waar. Het splinterende hout van de speeltuigen verraadt immers een diepe tristesse. Schilferende caravans lijken elkaar zuchtend te ondersteunen, de heggen moeten dringend bijgeknipt en de slagboom aan de ingang, die de campingbewoners moet behoeden voor gevaar van buiten af, staat halfstok - ook dat mechanisme gaf reeds lang geleden het functioneren op.

Tussen buitenwereld en bewoners is er geen contact. Achter de campings doemt een smalle maar daarom niet minder indrukwekkende rij flatgebouwen op. Wie geld heeft, koopt of huurt zich een appartement met zicht op zee, de minder fortuinlijken plaatsen een caravan op camping Zonneschijn met zicht op beton. En wie tussenin zit, huurt een flat aan de achterkant van het gebouw en kijkt vanuit zijn grijze bunker neer op de campingbewoners. Nergens is de sociale stratificatie van het toerisme zichtbaarder dan op die kustweg.

Wie net voor Middelkerke de kustweg verlaat en links afslaat richting Leffinge, komt op een gegeven moment voorbij een kast van een villa. Het is een van die typische, protserige en smakeloze woonmastodonten van een tapijtboer met te veel geld en te weinig smaak. Links bevinden zich twee immense garagepoorten en boven de voordeur een loodzwaar, marmeren fronton. Het mag een wonder heten dat de boel nog niet als een blokkendoos in elkaar gestuikt is. Zoals zo velen lijkt de bewoner vooral een liefhebber van bakstenen: in zijn tuin staat welgeteld één plant.

Een ding heeft de veiligheidsadviseur van dienst over het hoofd gezien: je kan gewoon naast de poort lopen

Het geheel boezemt angst in, niet omdat dat immense gebouw daar zo plompverloren en dreigend staat, maar omdat een klein detail je erg duidelijk maakt dat jouw nabijheid — laat staan toegang — niet gewenst is. Aan de straatzijde, bij het begin van de oprit, staat immers een ontzagwekkende, smeedijzeren poort. Bovenop de stijlen zitten haarscherpe punten, er over heen klimmen is dus nagenoeg onmogelijk. Een ding heeft de veiligheidsadviseur van dienst echter over het hoofd gezien: je kan gewoon naast de poort lopen, een heg is er immers niet. De poort bevindt zich, in alle ernst en absurditeit, in een lege vlakte: het is een zinloze poging om de bewoner te beschermen tegen de gevaren van de buitenwereld. De poort verraadt in de eerste plaats zijn angst en paranoia.

Binnen en buiten

Precies dat absurde verlangen naar afsluiting, naar 'buiten-sluiting' ligt aan de basis van de indrukwekkende fotoreeks Paranoid obstructions van Els Vanden Meersch, een reeks die resulteerde in een tentoonstelling in het stedelijk museum Vander Kelen-Mertens en een gelijknamig boek uitgegeven bij Leuven University Press.

De foto's opgenomen in Paranoid obstructions kan je grofweg in twee groepen onderverdelen: binnen- en buitenopnames. Fotografe en beeldend kunstenares Els Vanden Meersch inventariseerde met een haarscherpe, fotografische blik de architecturale paranoia. We zien dichtgemetselde ruiten, bewakingscamera's, prikkeldraad, tralies, poorten en rolluiken. Je krijgt als kijker een inventaris voorgeschoteld van mechanismen allerhande die in eerste instantie bedoeld zijn om het betreden van deze of gene ruimte te verhinderen. Een verbodsteken hangen is in dit universum zinloos: je weet gewoon dat toegang ten strengste verboden is. Elke ruimte in het universum van Vander Meersch lijkt haast letterlijk dood te lopen. Uit- of ingangen moeten er ooit geweest zijn — ooit liepen op die plekken dagelijks mensen voorbij — maar die zijn nu vakkundig en meedogenloos dichtgemetseld. De bewakingsapparatuur hangt er dan ook wat verloren bij, net zoals het smeedijzeren hek aan die kustvilla. Waarom prikkeldraad rond een gebouw hangen waarvan de rolluiken toch steeds potdicht zijn? In Paranoid obstructions loop je als kijker letterlijk tegen een muur.

In een tweede groep foto's — die in het boek kriskras door de eerste loopt — krijg je detailopnames van leegstaande ruimtes waar het kil en koud is en de scherven en het stof onder je schoenen kraken. Het zijn angstaanjagende beelden die een beklemmend postapocalyptisch universum oproepen. Alle gefotografeerde ruimtes blinken immers uit in absolute leegte, nergens valt een spoor van menselijke aanwezigheid te bespeuren. De mens is in Paranoid obstructions dus fundamenteel afwezig. Alle vertrekken hebben dezelfde aanblik: alsof de volledige mensheid zich holderdebolder en en masse in schuilkelders teruggetrokken heeft en daarbij haastig geprobeerd heeft alle sporen van haar eerdere aanwezigheid uit te wissen. Op een foto halfweg het boek zien we een gang; een raam staat open, rechts hangt een bordje dat de bezoeker naar de wc leidt, op de vloer ligt afgebladderde verf. Ooit passeerden hier mensen, werd in en rond deze gang geleefd, gewerkt, overlegd, geruzied. Iedereen is vertrokken, je hoort als kijker je blik weergalmen: zo leeg en troosteloos is het in die gang.

Vanden Meersch leidt je door doucheruimtes bezet met vaalwitte tegeltjes, door steriele, onpersoonlijke en vooral witte ruimtes en door beklemmende gangen.

De ruimtes en gebouwen die Vanden Meersch op fotografische wijze inventariseert, zijn geen huizen of villa's — van huiselijkheid is nergens sprake. Integendeel, als kijker krijg je een rondleiding in en rond een handvol laboratoria: het zijn kille, klinische werkruimtes waar wetenschap van het koelste soort bedreven werd. Op verschillende foto's lijkt Vanden Meersch trouwens expliciet aan die laboratoriumsetting te refereren. Ze leidt je door doucheruimtes bezet met vaalwitte tegeltjes, door steriele, onpersoonlijke en vooral witte ruimtes en door beklemmende gangen. Het meubilair is schaars: dozen met natriumchloride, een beademingstoestel, een gasfles.

Doorheen die rondleiding weeft ze daarenboven een aantal panoramische buitenopnames die je de stalen wirwar van de chemische industrie tonen. De atmosfeer is er zo koel en beklemmend dat je niet anders kan dan concluderen dat hier een duivelsregime aan het werk was. Paranoid obstructions bewandelt zo een dubbel spoor. Enerzijds krijg je een soort iconografie van de angst te zien, wordt de menselijke paranoia die zich kristalliseert in diverse architecturale ingrepen acuut zichtbaar, anderzijds boezemen de foto's ook angst in: ze lijken te suggereren dat er gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die we nu niet langer kunnen zien.

Bang voor indringers

Vanden Meersch legt met Paranoid obstructions de vinger op de wonde van de ziekte van deze tijd: angst. Angst is uiteraard des mensens en van alle tijden. Lapidair geformuleerd is angst een signaal, een biologische — en geen psychologische — impuls die er ons, dieren, op wijst dat er ergens gevaar dreigt. Het helpt ons, net als de paringsdrang, om te overleven. Angst wordt pas gevaarlijk, zo merkt Lieven De Cauter op in zijn recente boek De capsulaire beschaving, als die in paniek omslaat, als we niet langer weten waarom en waarvan we bang zijn: dan moeten we met recht en reden bang zijn van onze angst.

Het is precies die panische angst die steeds vaker en nadrukkelijker de kop opsteekt en ook zo pregnant door Vanden Meersch tastbaar gemaakt wordt. Ze slaagt erin via een aantal eenvoudige visuele metaforen de vinger op een maatschappelijke wonde te leggen. Met haar foto's getuigt ze van een bijzonder soort fotografische maatschappijkritiek die tegelijk poëtisch en resoluut is. Haar reeks is een soort hyperbool, een accumulatie van allerhande architecturale details, die in eerste instantie symptomen zijn van 'ziekte'. En niets aan die hyperbool is overdreven: angst is immers de drijfveer geworden voor nagenoeg alle politieke en sociale handelen.

Elke angstvallige poging tot 'buiten-sluiting' is ook steeds een 'in-sluiting': de wereld wordt buiten gehouden.

De Cauter onderscheidt in zijn genealogie van de angst diverse types — twee ervan worden door Paranoid obstructions duidelijk in kaart gebracht. Uiterst acuut is de demografische, primaire angst dat we op de grenzen van onze eigen ontwikkeling botsen. Als volleerde angsthazen moffelen we die angst weg en ondernemen we niks. Integendeel, we gaan op zoek naar zondebokken en vinden die in de nomaden — De Cauter gebruikt het woord bewust in zijn brede zin. Zij worden het eerste slachtoffer van de bevolkingsexplosie en dus van onze angst. Xenofobie is dan ook onlosmakelijk verbonden met de meest primaire der angsten: die om te weinig Lebensraum te hebben. We beschermen op alle mogelijke manieren, met of zonder bewakingscamera, ons architecturaal territorium in de hoop de indringers buiten te houden. En daar gaan we ver in, tonen de foto's van Vanden Meersch ons. Zo opent het boek met een foto van een stuk muur waarop niet minder dan vier (!) bewakingscamera's bevestigd werden die alle in min of meer dezelfde richting staan: men kan immers nooit zeker genoeg zijn ...

Een tweede belangrijke vorm is de agorafobie, de angst om zich in de openbare ruimte te begeven, de angst voor het onvoorspelbare karakter van het publieke domein. In de ruimtes in Paranoid obstructions probeert men, vaak op het belachelijke af, niet alleen de buitenwereld buiten te houden, net als die bewoner van de villa op de baan tussen Middelkerke en Leffinge, maar men sluit zich ook zo efficiënt mogelijk op met behulp van rolluiken, poorten en prikkeldraad. Elke angstvallige poging tot 'buiten-sluiting' is ook steeds een 'in-sluiting': de wereld wordt buiten gehouden.

Dagelijkse concentratiekampen

De foto's van Vanden Meersch roepen een geïsoleerde en beklemmende wereld op die zich in een fysiek en mentaal vacuüm lijkt te bevinden — het zijn een soort non-lieux, niet-plaatsen onttrokken aan elke wet of regel. Vaak lijken ze te refereren aan concentratiekampen en wreedaardige laboratoria — de experimenten van nazi-wetenschapper Dr. Mengele blijken vervaarlijk dichtbij. Je voelt dat hier ooit dingen hebben plaatsgevonden die niet voor de ogen van de buitenwereld bestemd waren.

Paranoid obstructions kan op die manier misschien wel beschouwd worden als een erg geslaagde visuele pendant van de kamp-theorie van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben die tegenwoordig erg en vogue is binnen het denkend en academisch bedrijf. Een kamp is, aldus Agamben, een juridisch machtsvacuüm, een zone die buiten de geldende, rechtelijke structuren valt — het kamp verschilt dus van de gevangenis waar de gevangene wél nog duidelijke rechten heeft — en waar het onderscheid tussen publiek en privaat niet langer van tel is. Het kamp wordt op die manier een handige filosofische — en sociologische — metafoor voor een soort ruimte die naast de maatschappij bestaat, een ruimte waar het maatschappelijke regelstelsel niet langer van toepassing is. Die kamp-ruimte breidt zich thans als een zwarte vlek uit: de uitzonderingstoestand van het kamp wordt met andere woorden gegeneraliseerd. Met de nooit eerder geziene veiligheidsmaatregelen die de angst voor het terrorisme — of beter: de paniek — met zich mee bracht, lijken we vandaag in een permanente uitzonderingstoestand te leven, zoals ook De Cauter in zijn boek stelt. Elke reden tot ongerustheid vormt de aanleiding tot het opschorten van het bestaande regelsysteem: de sirene loeit met andere woorden quasi-permanent.

De foto's van Vanden Meersch horen het liefst elke dag op groot formaat op de eerste pagina van de krant.

Vanden Meersch toont ons die toestand in haar meest doorgedreven vorm: ontdaan van alle leven. Op een aantal foto's lijkt ze haast letterlijk — al kan die vaststelling ook een schromelijk geval van Hineininterpretierung zijn — aan de concentratiekampen van de nazi's te refereren. Niet alleen de gasflessen die ergens halfweg het boek opduiken, maar ook het beeld van een besneeuwde binnenplaats die omringd is met tralies, lijken aan te sturen op die interpretatie. Als fotografe levert zij in elk geval een pregnante en noodzakelijke commentaar op de angst die thans 'ons' politiek denken en handelen bepaalt.

Meer nog, wat Vanden Meersch in haar foto's toont, ligt vandaag aan de basis van de sociale interactiepatronen waarmee u en ik dagelijks te maken hebben: intermenselijk verkeer waar precies de interactie tot een minimum gereduceerd wordt. De foto's van Vanden Meersch komen misschien dan ook beter niet terecht in een boek of een tentoonstelling, maar liefst elke dag op groot formaat op de eerste pagina van de krant.