Is that all there is to the circus? Paolo Sorrentino’s 'La Grande Bellezza'

Door Vanity Celis, op Wed Nov 27 2013 14:40:56 GMT+0000

In La Grande Bellezza (2013) volgen we de zinnelijke odyssee van een geblaseerde schrijver doorheen het zoete leven van Rome in het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw. De vergelijkingen met Federico Fellini’s La Dolce Vita (1960) zijn dan ook niet uit de lucht gegrepen. Sorrentino’s film blijkt echter gespeend van het sardonische nihilisme waar Fellini’s magnum opus mee te koop liep. La Grande Bellezza is een somptueus in beeld gezette lofzang op de schoonheid, het leven en de kunst waarbij de filmische epifanie – het moment van pure visuele verbluffing – als primair esthetisch principe geldt.

Centraal in La Grande Bellezza staat Jep Gambardella, een charmante schrijver op leeftijd die zijn dagen – pardon, nachten – het liefst op de ereplaats aan het feestgelag van Mamma Roma verdrijft. Het hoofdgerecht op dat menu? Een maalstroom aan decadente bacchanalen die niet hoeven onder te doen voor de soirees die Baz Luhrmann eerder dit jaar nog ten huize Gatsby ensceneerde. Ook anno 2013 hebben de leden van de Romeinse beau monde nog niets aan hedonisme ingeboet. Ze leven nog steeds volgens het credo dat ze sinds Petronius’ Satyricon hebben omhelsd: pluk de vruchten die in de navel van de wereld zo gemakkelijk voor het grijpen liggen.

59_Celis_6355_3.jpgBekomen van alle opwinding doet Jep met verstilde wandelingen doorheen de majestueuze straten van Rome. ‘Is that all there is to the circus?’ mijmert Peggy Lee weemoedig in een van haar songs, en het zijn soortgelijke bespiegelingen die op dat moment in Jeps monologue intérieur moeten weerklinken. Stelt het leven heus niets meer voor dan de Grote Leegte op afstand houden met kribbige cocktailuurtjes waarin een gecultiveerde weltschmerz en een weldoorvoed cynisme de boventoon voeren? Had Jep dan toch zijn tijd aan een vrouw of kinderen moeten besteden in plaats van het existentiële vacuüm op afstand te houden met een gestage stroom aan benevelde avonden? En is het überhaupt verwonderlijk dat Jep slechts één roman schreef wanneer Gustave Flaubert al wist dat schrijven over de Grote Leegte niet bepaald gemakkelijk is?

La vita è bella, Federico!

Is het dan heus zo slecht vertoeven in de Italiaanse hoofdstad? Zelfs een uitgesproken misantroop zou zich een slechtere setting voor de geest kunnen halen om zijn teleurstelling met mens en wereld te verbijten. Sorrentino is het dan ook niet bepaald eens met de neerslachtige verzuchtingen van zijn hoofdpersonage wanneer die onberoerd lijkt te blijven voor de fraaie shots van een mythologische stad in al zijn pracht. Toch houdt Sorrentino’s esthetische aanvoelen niet op bij een appreciatie voor de schoonheid van het Romeinse landschap. De regisseur kan immers zijn humanistische inborst op geen enkel moment verhelen.

De regisseur kan zijn humanistische inborst op geen enkel moment verhelen

_La Grande Bellezza_is een lofrede op het menselijke bestaan in al zijn facetten. Want alle gelijkenissen met La Dolce Vita ten spijt, blijft de film gespaard van de wrange nasmaak en de ironische ondertoon waarmee Fellini zijn meesterwerk lardeerde. La Grande Bellezza gaat uitdrukkelijk in dialoog met Fellini’s film, maar komt tot heel andere conclusies. Zo laaft Sorrentino zich net zoals zijn illustere voorganger gretig aan feestelijke uitspattingen, herneemt hij bepaalde beeldmotieven uit het oeuvre van Il Maestro – een grasveld vol opgedirkte vrouwtjes met extravagante paraplu’s kom je nu eenmaal niet vaak elders tegen – en ontleent hij ook de dramatische spanningsboog aan Fellini’s protagonist: Jep wordt net zoals Marcello met de onverwachte zelfmoord van een kennis geconfronteerd. Marcello reageert op de dood van Steiner zoals het de vervreemde moderne mens betaamt: met apathie en een avondje orgiastisch pierewaaien. Jep daarentegen houdt dan wel een cynische redevoering over de Italiaanse begrafenis als de aristocratische gelegenheid bij uitstek om de stijlregels van het sociale decorum te volvoeren, maar kan zich op het eigenlijke moment toch niet bedwingen om schaamteloos in tranen uit te barsten. Een dergelijke blijk van doorvoelde emotie vinden we niet bij Fellini’s coole, wereldse Marcello. Anno 2013 lijkt Sorrentino dan ook heel wat meer hoop te koesteren voor de ethische conditie van de menselijke soort dan zijn voorganger in 1960.

59_Celis_6355_6.jpgSorrentino trekt alle mogelijke narratieve en vormelijke registers open om zijn hoofdpersonage, en bij gevolg ook zijn kijkers, van een misantropische vocatie te genezen. Wat La Grande Bellezza doet, is ons de heilige drievuldigheid der schoonheid tonen: die van de mens, die van de kunst, en die van het leven. Sorrentino etaleert tenslotte niets dan genegenheid voor de manier waarop we als mensen omgaan met onze existentiële cul-de-sac, of dat nu met de gezapige excessen van Jep gebeurt of met de stille vertedering van een paartje dat het geluk vindt bij een goed glas wijn en een avondje televisiekijken. Sorrentino laat zijn camera even liefdevol over het Colosseum en de Engelenburcht van Hadrianus glijden als over de braspartijen van zijn personages. Zelfs wanneer de filmmaker het schaamteloze roesgedrag van de homo miserabilis in top-shots orkestreert die overkomen als deïstische point of views op de grote menselijke komedie, gebeurt dit zonder nijd. ‘Car la poésie vraie, la poésie complète est dans l’harmonie des contraires,’ schrijft Victor Hugo. Deze woorden lijken wel Sorrentino’s esthetische mantra, want de cineast plaats schone nimfen naast groteske lichamen, classicistische palazzo’s naast groezelige volkscafés, en Georges Bizet en Arvo Pärt mogen de geluidsband delen met Italiaanse radiohits. Het sublieme en het groteske gaan steeds hand in hand.

Image = magie

Anno 2013 lijkt Sorrentino meer hoop te koesteren voor de ethische conditie van de menselijke soort dan zijn voorganger in 1960

Wat dat sublieme aangaat, gidst Sorrentino ons niet enkel langs de mooiste schatten van de Romeinse bouwkunst, maar beantwoordt hij ook zelf aan de lokroep van de muze door zijn film als esthetische creatie naar voren te schuiven. Hij blijft trouw aan een ‘klassieke’ invulling van schoonheid die in hoofdzaak symmetrisch is. Zo is de trage dolly-in met de steadicam een terugkerend element in Sorrentino’s filmstijl waarbij een gebouw of personage gecentreerd staat in een uitgebalanceerde compositie, als om de aanbidding van zijn beschouwers in zich opzuigen. Ook de schoonheid van het aangezicht laat de regisseur in een aantal planimetrische shots naar voren komen: de blik van Jep als trieste clown, een evenbeeld van Buster Keaton die de wereld ook lijdzaam maar met charme tegemoet keek, of die van Jeps eerste geliefde, een meisje wiens lieflijke verschijning hij dankzij een koor van sopraanstemmen met een aura van heiligheid omhult. Ook de feestscènes mogen we zeker niet vergeten, want deze wilde choreografieën aan lichamen, pulserende ritmes en bevlogen camerawerk slagen erin over te komen als gracieuze tableaux vivants, en dat ondanks hun staging als chemische kettingreactie.

Jeps meanderende dwaaltocht door de Romeinse jetset kan als een excursie in de photogénie beschouwd worden. Hoewel photogénie tegenwoordig een duur begrip is dat door menig filmrecensent te pas en te onpas wordt aangehaald, geeft het toch uitdrukking aan wat ware cinema voor een rabiate cinefiel betekent: momenten van pure visuele verbluffing die het narratief laten voor wat het is en zich louter ontvouwen in een esthetische ervaring van audiovisuele alchemie. Het zijn deze momenten die filmliefhebbers dan ook het liefst vergaren en koesteren in hun hoogstpersoonlijke schatkist aan cine-memorabilia. Sorrentino brengt hulde aan dit discours door Jep consequent zijn omgeving te laten scannen. De dingen die Jep registreert, maar uiteindelijk steeds als banaal bestempelt (een palazzo bij kaarslicht, een gekapseisde boot in een onmetelijke oceaan, de passage van een troepje joggers of kloosterzusters), onthullen voor Sorrentino de pracht van het alledaagse bestaan. Het zijn deze momenten van visuele epifanie die zich in het vaarwater begeven van de grootste estheet die de hedendaagse cinema kent, en Sorrentino’s dolende camera lijkt dan ook herhaaldelijk die van Terrence Malick te evoceren.

_59_Celis_6355_10.jpgLa Grande Bellezza_hoort bij een schare aan films die bewijzen dat er in de art cinema van vandaag nog regisseurs zijn voor wie een appreciatie van het medium als magie, en daarbij ook een toepassing van de filmesthetiek als een l’art-pour-l’art, weer helemaal aan de orde is. Dit soort cinema wil zich losweken van de hedendaagse drang naar politisering die het merendeel van de art cinema in zijn greep houdt, en de schoonheid van het beeld in eer herstellen. Zij grijpen hiermee terug naar de vroegste ontstaansgeschiedenis van het medium als ‘fantasmagorie’. Ofwel: de cinema als een wonderlijk imaginarium, een beeldenmachine die begeestert en betovert. Voor de recente films die zich met deze traditie alliëren, is de visuele esthetiek of vormtaal dan ook de nucleus van hun opzet. Zo maken The Artist en Blancanieves gebruik van de stille film als gimmick, ontvouwt The Great Gatsby zich als een hyperkinetisch sensorium, laat Holy Motors een amalgaam aan intertekstuele referenties de revue passeren in prikkelende tableauscènes, en verliest Stoker zich gewillig in een beeldrecyclage van eerder geconcipieerde filmtropen om hulde te brengen aan de grootmeesters als Alfred Hitchcock en Pier Paolo Pasolini.

De balseming der schoonheid

Met zijn discours over schoonheid wapent La Grande Bellezza zich tegen ‘Il Grande Niente’. Jeps odyssee wordt zo een existentiële parabel, een audiovisueel antidotum tegen de vergankelijkheid. Eén dat niet alleen hem, maar ook ons zal zalven. In On Beauty and Being Just stelt Elaine Scarry dat het schone ons steeds met zachte aandrang verzoekt een duplicaat van haar luister in het leven te roepen. Schoonheid is een levende entiteit, een polymorf wezen dat zijn beschouwers een onderkomen met eeuwigheidswaarde afsmeekt. Wij antwoorden met tekeningen, gedichten, een literair exposé, of simpelweg: een langdurig staren om haar verschijning zo goed mogelijk in ons op te nemen. Jep Gambardella doet hetzelfde. Sorrentino echter, wil werkelijk dupliceren. En welk medium zou hij dan beter ter zijner beschikking kunnen hebben dan de cinema, om niet alleen die vluchtige sprankel van esthetische epifanie zo goed mogelijk te capteren, maar tegelijkertijd ook te preserveren?

Met zijn discours over schoonheid wapent La Grande Bellezza zich tegen ‘Il Grande Niente’

Los van deze filosofische beschouwingen, blijft La Grande Bellezza ook gewoon mooi het grote, hopeloze circus van het menselijke bestaan fêteren. Want wanneer de faalbaarheid van de mens en de vlakheid van alledag de enige zekerheden zijn, kan je daar maar beter van genieten. Of zoals Peggy Lee wijs zingt: ‘If that’s all there is, my friends, then let’s keep dancing. Let’s bring out the booze and have a ball, if that’s all ... there is.’

Vanity Celis is cinefiel omnivoor en freelance filmhistoricus. Ze studeerde Kunstwetenschappen aan de UGent en Theater- en Filmwetenschappen aan de UA.